Geen roetfilters die verstopt raken en geen versleten distributieriemen, maar...
Elektrische auto’s hebben minder bewegende onderdelen, en dus minder onderhoud. Klinkt als een cadeau? Maar stel je vreugededansje toch maar even uit, want er loert een nieuwe realiteit om de hoek. Met het ouder worden van de EV's beginnen de slijtagekosten de pan uit te rijzen, en daar is niet iedereen klaar voor.
Geen olie, geen filters, maar wél een heleboel andere zorgen
In vergelijking met een klassieke benzine- of dieselmotor lijken elektrische wagens een zegen: geen olie die ververst moet worden, geen roetfilters die verstopt raken en geen versleten distributieriemen. Dat betekent minder vaak naar de garage én lagere facturen, althans op het eerste gezicht. De praktijk blijkt iets minder rooskleurig.
Een EV heeft immers nog altijd banden, remmen en ophangingssystemen. En net daar wringt het schoentje. Door het hogere gewicht en het enorme koppel slijten die onderdelen sneller dan bij een klassieke wagen. Waar je vroeger misschien 40.000 kilometer met een set banden deed, zijn die bij een elektrische krachtpatser na amper 10.000 kilometer al aan vervanging toe. En dat zijn geen doorsnee bandjes: bredere, zwaardere rubberen monsters die al gauw 1.000 euro per set kosten.
Zwaarder, sneller, duurder
Die slijtage is geen toeval. Elektrische wagens zijn zware massieve batterijpakketten op wielen. Een instapmodel weegt al snel twee ton; de ‘long range’-versies richting de 2,6 ton gaan. Combineer dat met een acceleratievermogen waar sportwagens jaloers op zijn, en de impact op dempers, veringen en rubbers van draagarmen is gigantisch.
Schokdempers en ophangingsrubbers verslijten razendsnel door de continue belasting. Voeg daar de constante stress van snelle acceleraties aan toe, en je krijgt een cocktail van dure reparaties. Maar er is meer. De warmtepomp, die in EV’s een cruciale rol speelt in temperatuurbeheer, begeeft het vaak al na 30.000 tot 50.000 kilometer – een fractie van de levensduur bij een klassieke wagen. Vervangingskosten? Meer dan duizend euro.
Elektronica: een dure grap
Een traditionele auto met een kapotte alternator valt nog te redden met een simpel onderdeel, maar bij elektrische hebbedingen ligt dat anders. Om kosten bij de productie te besparen, worden voor EV’s verschillende onderdelen uit één stuk gemaakt waardoor individuele componenten niet kunnen vervangen worden en dus een ganse module moet worden vervangen. En zo kan een simpel laadprobleem kan uitmonden in een factuur van 4.000 euro omdat een volledige lader vervangen wordt in plaats van één klein defect onderdeeltje.
De laadklep is een ander veelvoorkomend probleemkindje. Bevroren vocht, kapotte vergrendelingen of simpelweg een onhandige duw en je kan je EV niet meer opladen. Hier geldt dezelfde logica: in plaats van een simpel mechanisme te vervangen voor een paar tientjes, serveren ze je een factuur krijgen voor een volledig nieuwe laadmodule – inclusief bekabeling naar de batterij. Prijskaartje? Vijf keer zo hoog.
Hoe hou je de schade beperkt?
Wie niet onaangenaam verrast wil worden, doet er goed aan om de staat van zijn EV grondig in de gaten te houden. Regelmatige controle van de banden is cruciaal, want hun snelle slijtage maakt rijden op versleten exemplaren ronduit gevaarlijk. Trillingen of vreemde geluiden bij het remmen of accelereren? Meteen laten nakijken, want kleine problemen kunnen zich razendsnel evolueren naar dure reparaties.
En dan is er nog het softwareaspect. Updates zijn geen luxe, maar noodzaak. Ze regelen alles, van batterijmanagement tot regeneratief remmen. Een slecht werkende update kan zelfs invloed hebben op je rijbereik en prestaties.
Wat hebben we vandaag geleerd?
Elektrisch rijden mag dan goedkoper lijken door de lagere onderhoudsbehoefte, maar onderschat de verborgen kosten niet. De snelle slijtage van banden, dempers en veringen, gecombineerd met dure elektronische herstellingen, kan de besparing op klassieke onderhoudskosten snel opsouperen. Wie slim wil rijden, doet er goed aan om niet alleen naar de voordelen, maar ook naar de valkuilen van een EV te kijken.
Ja, je bespaart op olie. Maar als je daarna 4.000 euro mag neertellen voor een elektronisch defect dat een garagist niet kan of wil repareren, heb je misschien toch niet zo’n koopje gedaan als je dacht.
(Foto: Shutterstock)