Vanaf 2012 begonnen jongeren vanuit Vlaamse steden en gemeenten naar Syrië en Irak te vertrekken om er te vechten aan de zijde van extremistische groeperingen zoals Islamitische Staat (IS).
Meer dan 400 personen uit België zullen in de jaren nadien naar het oorlogsgebied trekken, in verhouding tot het aantal inwoners het hoogste aantal vertrekkers in Europa.
Het breed gedeelde gevoel van urgentie leidde op Vlaams niveau op korte tijd tot een hele reeks aan initiatieven. Zo richtte het Vlaams Parlement in 2015 een adhoc-commissie voor de bestrijding van gewelddadige radicalisering op. In mei van dat jaar leidde het werk van deze commissie tot een breed gedragen parlementaire resolutie.
Tegelijkertijd ontwikkelde de Vlaamse regering maatregelen tegen extremisme en terrorisme, wat in januari 2015 resulteerde in een conceptnota over ‘de preventie van radicaliseringsprocessen die kunnen leiden tot extremisme en terrorisme’. Op basis van deze nota werd een actieplan, met elf actiedomeinen, uitgewerkt ter preventie van radicaliseringsprocessen die kunnen leiden tot extremisme en terrorisme.
Dé hamvraag die tal van politici, beleidsmakers, projectuitvoerders, eerstelijnswerkers en het brede publiek zich vijf jaar na de implementatie van het Vlaamse actieplan stellen, is of het plan en de daarbij horende investeringen – zowel financieel als personeelsmatig – effectief impact hebben gehad. Heeft het actieplan processen van gewelddadige radicalisering voorkomen? Zijn aanslagen of andere gewelddaden vermeden? Is er minder gewelddadige radicalisering en polarisatie in de Vlaamse samenleving? Kortom, heeft het actieplan een verschil gemaakt?
Een wetenschappelijk en lijvig rapport van ruim 400 bladzijden werd onlangs in het parlement besproken: Gewelddadige radicalisering & polarisering. Beleid & preventie in Vlaanderen: Evaluatie en uitdagingen.
De eerder gestelde vragen zijn volgens de onderzoekers legitieme en zelfs noodzakelijke vragen. “Niettemin moeten we vanuit onderzoeks- en methodologisch perspectief opmerken dat ze bijzonder moeilijk en in de huidige omstandigheden zelfs onmogelijk te beantwoorden zijn.”