Genderidentiteit (of psychologisch geslacht) is het gender waartoe iemand zichzelf rekent.
Gender verwijst naar de eigenschappen, gedragingen en rolpatronen die een maatschappij voor elk geslacht heeft bepaald. Op de meeste plaatsen is er een genderdichotomie: een tweedeling tussen mannelijk en vrouwelijk, zowel voor geslacht als genderidentiteit en genderexpressie. In sommige samenlevingen bestaat er een derde geslacht of zijn de categorieën losser.
Het is mogelijk voor transgender personen om met hormonen en/of een of meer geslachtsaanpassende operaties hun lichaam af te stemmen op hun genderidentiteit.
Een transgender is iemand van wie de genderidentiteit verschilt van de genderidentiteit die doorgaans geassocieerd wordt met het geslacht dat bij de geboorte werd vastgesteld dan wel toegewezen. Een transman kreeg bij de geboorte het geslacht vrouw, een transvrouw kreeg bij de geboorte het geslacht man.
DUBBEL PROBLEEM
Het dubbele probleem bij EVRAS is de vraag vanaf welke leeftijd kinderen met deze problematiek mogen of moeten kennismaken én wat er precies verteld wordt over het thema. EVRAS staat voor Education à la Vie Relationnelle, Affective et Sexuelle.
In het officiële document van 299 bladzijden staan duidelijke richtlijnen voor de lesgevers. Het concept ‘transgender’ wordt 13 keer vermeld.
Volgens het handboek moeten kinderen vanaf 9 jaar actief kennis maken met het concept. Dat is wel zeer jong.
Kinderen van 9 tot 11 krijgen concreet informatie over genderidentiteiten. Ze moeten vervolgens kennis bezitten over genderidentiteiten (cisgender, transgender, man, vrouw, non-binair, agender).
De ‘vaardigheid’ hierbij voor deze jonge kinderen: “Voel je vrij om gendernormen en stereotypen in twijfel te trekken”.
NOG EENS BIJ LGBTQIA+
Het concept transgender komt in deze leeftijdsgroep nog eens terug bij de LGBTQIA+ begrippen: lesbisch, homoseksueel, biseksueel, transgender, queer, inter*, aseksueel, panseksueel.
Het argument van de opstellers van EVRAS: kinderen tussen 9 en 11 jaar moeten de diversiteit van seksuele geaardheden (seksuele en/of romantische aantrekkingskracht) (LGBTQIA+) kennen. De kinderen van 9 tot 11 moeten zich ook “vrij voelen om hun seksuele geaardheid in twijfel te trekken.”
12 TOT 14
In de groep van leerlingen van 12 tot 14 wordt een stapje verder gegaan. Dan is het ‘leerproces’ ook een stuk pro-actiever. In het document: “Word je bewust van de transitiemogelijkheden voor een transgender persoon om zijn punt van comfort te vinden.”
Als achtergrond wordt gegeven: “Dit is de set van elementen die door een transgender persoon kan worden geplaatst om het gevoel van welzijn in relatie tot de eigen genderidentiteit te definiëren: een andere aanpak (of niet), het veranderen van de manier waarop je je kleedt (of niet), hormonen nemen (of niet), toevlucht nemen tot chirurgische ingrepen (of niet)...”. Dat argument wordt overigens ook gegeven in de leeftijdsgroep 9 tot 11 jaar. In mensentaal: een transgender geeft deze les en belicht de voordelen van de transitie.
Leerlingen van 12 tot 14 moeten na de informatiesessie dit weten: “De mogelijkheden om zijn punt van comfort te bereiken als een transgender persoon: evolutie van de uitdrukking van geslacht (kleding, gang, kapsel, stem, ...), administratieve overgangen (naamswijziging, geslachtswijziging), informatie op de identiteitskaart, ...), hormonen nemen, chirurgische operaties. Ze moeten ook de diensten en middelen kennen voor transgenders, mensen die hun geslacht in twijfel trekken en hun familie.
Samengevat gaat het toch om een stevige brok over transgenders voor jonge of zeer jonge kinderen. Dat er (geweldloos) protest is tegen EVRAS is dus niet verwonderlijk en zelfs deels te rechtvaardigen. Brandstichtingen zijn nooit goed te praten.
foto: screenshot RTL TVI