Een klap voor de klimaatstrijd, een triomf voor de industrie.
Het gerechtshof in Den Haag heeft een streep gezet door het eerdere vonnis tegen Shell. Waar het oliebedrijf in eerste aanleg nog stevig werd aangesproken op zijn verantwoordelijkheid voor het klimaat, klinkt nu een veel gematigder toon. Het gerechtshof oordeelde dat Shell wel een "zorgvuldigheidsplicht" heeft, maar dat dit geen concrete verplichting inhoudt om de CO2-uitstoot in harde cijfers terug te brengen. De boodschap is duidelijk: Shell hoeft geen vastgelegde percentages te halen en sommige sectoren, zoals olie en gas, zijn nu eenmaal moeilijker te verduurzamen. Milieudefensie, de drijvende kracht achter de rechtszaak, ziet een belangrijk middel uit handen glippen.
Milieudefensie vs. Shell: een juridische titanenstrijd
De strijd tussen Milieudefensie en Shell gaat al terug tot 2018, toen de milieuorganisatie het oliebedrijf een ultimatum stelde om zijn bedrijfsvoering in lijn te brengen met het Klimaatakkoord van Parijs. Dat akkoord vraagt om maatregelen die de opwarming van de aarde beperken tot 1,5 tot 2 graden Celsius. Shell koos ervoor de eisen te negeren, waarna Milieudefensie met een arsenaal aan bondgenoten, waaronder ActionAid en Greenpeace, naar de rechter trok. Wat volgde was een van de meest baanbrekende klimaatprocessen ter wereld.
In 2021 stelde de rechtbank Milieudefensie in het gelijk, met de opdracht aan Shell om de netto-uitstoot met 45 procent te verminderen tegen 2030. Shell werd verplicht om “alles op alles” te zetten om zijn uitstoot terug te dringen, niet alleen in Nederland, maar wereldwijd. Dat vonnis werd gevierd als een historisch precedent, maar de vreugde was van korte duur. Shell ging in beroep en betoogde dat het Klimaatakkoord geen directe verplichtingen aan bedrijven oplegt, en dat verduurzaming een taak van de overheid is, niet van de rechter.
"Niet fijnmazig genoeg": Gerechtshof haalt klimaatvonnis onderuit
De uitspraak van dinsdag blaast deze illusie van verantwoordelijkheid echter naar de achtergrond. In haar uitspraak geeft het hof aan dat een algemene reductieverplichting voor Shell niet werkt. Rapporten van IPCC en andere milieuorganisaties boden volgens de rechters “onvoldoende houvast” om Shell harde reductiepercentages op te leggen. Ook twijfelde het hof aan het nut van zo'n dwangmaatregel: als Shell minder olie en gas zou verkopen, zouden andere bedrijven simpelweg dat gat opvullen.
Milieudefensie had opnieuw aangedrongen op een verplichting voor Shell om zijn directe en indirecte uitstoot te verlagen, maar volgens het hof zijn “algemene normen” onvoldoende om specifiek voor Shell te hanteren. Daarbij stelde het gerechtshof dat sectoren per land en situatie anders moeten worden benaderd. Voor Shell blijft er een abstracte zorgvuldigheidsplicht bestaan, maar hoe die precies ingevuld wordt, is iets wat volgens de rechters niet kan worden afgedwongen.
Een klap voor de klimaatstrijd, een triomf voor de industrie
Met deze uitspraak krijgt de industrie, in het bijzonder de fossiele sector, meer ruimte om zijn eigen pad te bewandelen. Het hof wijst naar de overheid als de partij die hier verantwoordelijkheid moet nemen. Shell juicht de uitspraak toe, want deze laat hen de vrijheid om verduurzaming in eigen tempo aan te pakken – zonder wettelijke dwang.
Milieudefensie teleurgesteld, maar strijdt verder
Voor Milieudefensie is het een bittere pil. Hoewel de zaak ooit werd aangekondigd als een potentiële gamechanger voor het klimaat, moet de organisatie nu erkennen dat de juridische weg geen garantie biedt om grote vervuilers te dwingen tot actie.