Elektriciteit is dit jaar maar liefst 12,6 procent duurder, aardgas 59,2 procent.
Het einde van 2024 brengt niet alleen de kerstman, maar ook nieuwe inflatiecijfers. De Indexcommissie heeft het inflatiecijfer voor dit jaar vastgesteld op een stevige 3,2 procent (of exact 3,16 procent). Maar wat betekent dat concreet voor jouw dagelijkse leven, de prijzen in de winkels en – misschien nog belangrijker – je loon?
Wat zegt die 3,2 procent inflatie nu eigenlijk?
Om het simpel te houden: wat je in december 2023 voor 100 euro kon kopen, kost je vandaag 103,20 euro. Het leven is dus opnieuw duurder geworden. Dat mag dan misschien als een bescheiden stijging klinken, het is een opstapeling van hogere kosten die bijna iedereen voelt: van in de supermarkt tot aan de energiefactuur.
Met 3,2 procent zitten we nog altijd boven het streefdoel van de Europese Centrale Bank (ECB), die mikt op een inflatie van 2 procent. 2 procent zorgt – volgens knappe economische koppen – voor stabiele prijzen én stimuleert een gezonde economische groei. Maar 3,2% betekent voorla dat we al flink wat extra hebben betaald voor ons dagelijkse leven – en dat nog altijd doen.
Waarom blijft de inflatie zo hoog?
Het antwoord is pijnlijk eenvoudig: energie. Elektriciteit is dit jaar maar liefst 12,6 procent duurder geworden. Een peulschil in vergelijking met aardgas dat een duizelingwekkende 59,2 procent duurder is dan vorig jaar. Dat komt grotendeels door het wegvallen van de steunmaatregelen van de overheid. Die boden in 2023 nog een flinke buffer tegen de woekerprijzen.
Jammer genoeg is dat is niet alles. Ook alcohol en tabak zijn flink duurder geworden, met een gemiddelde stijging van 8,9 procent. Vooral rokers voelen dat stevig in hun portemonnee: de prijs van sigaretten schoot maar liefst 28,1 procent de hoogte in.
Last but least, ook horecaprijzen stijgen. Of je nu een pint drinkt op café, een weekendje weg plant of uit eten gaat, je betaalt gemiddeld 4,1 procent meer dan vorig jaar. Vooral hotels spannen de kroon, met een prijsstijging van 5,5 procent.
Zijn er dan écht geen lichtpuntjes?
Jawel, maar ze zijn even zeldzaam als een witte merel. Er is een verrassende categorie van producten die dit jaar goedkoper zijn geworden: elektronica. Diepvriezers en koelkasten, bijvoorbeeld, kosten gemiddeld 13,3 procent minder dan een jaar geleden. Wasmachines, droogkasten en vaatwassers: 12,7 procent minder. Keukenfornuizen en ovens zijn 10,2 procent gedaald. En het feestje is nog niet afgelopen. Videoapparatuur deed het nog beter: een daling van maar liefst 16,5 procent. Helaas, maar je kan geen confituur smeren op een flatscreen.
Wat brengt 2025?
De voorspellingen wijzen voorlopig op stabilisatie. Verwacht geen spectaculaire dalingen, maar ook geen enorme pieken. De inflatie zou volgens economen uiteindelijk rond de 2 procent blijven hangen, precies het niveau waar de ECB op aast. Maar meer dan een voorspelling is het niet. Niemand weet wat er op ons afkomt aan geopolitieke conflicten, klimaatproblemen of andere onverwachte gebeurtenissen.
Lonen stijgen fors: wie krijgt wat, en wanneer?
Honderdduizenden werknemers zien op hun loonbrief de magische woorden "paritair comité 200" staan, en voor hen is er goed nieuws: hun brutoloon stijgt met 3,6 procent – of om precies te zijn, 3,58 procent. Ook bedienden en arbeiders in sectoren zoals de voedingsnijverheid, land- en tuinbouw, logistiek en horeca krijgen in januari een stevige indexatie van hun loon. Hoewel de berekeningsformule in deze sectoren licht verschilt, mogen zij eveneens rekenen op een loonstijging van 3,6 procent.
Privésector: een ander ritme van indexeren
Niet elke sector volgt echter dezelfde kalender of systematiek. In de meeste andere privé-sectoren worden lonen meermaals per jaar aangepast en/of op andere momenten dan 1 januari. Een overzicht:
Bouw en houtbewerking: Hier is de indexatie in kleinere stappen verdeeld over het jaar. Werknemers krijgen op 1 januari ongeveer 0,6 procent erbij, gevolgd door nog eens 0,5 procent op 1 april, 0,6 procent op 1 juli en opnieuw 0,5 procent op 1 oktober. Kwestie van het eenvoudig en overzichtelijk te houden, toch?
Papier- en kartonbewerking: In deze sector gebeurt de loonaanpassing tweemaal per jaar. Werknemers zien hun loon op 1 januari met 1,1 procent stijgen en krijgen op 1 juli nogmaals 1,1 procent erbij.
Kleding en confectie: Ook hier is er tweemaal per jaar een aanpassing. Op 1 april stijgt het loon met ongeveer 1,1 procent, gevolgd door een tweede stijging van 0,8 procent op 1 oktober.
Garagesector: Werknemers in garages krijgen slechts één indexatie per jaar, en dat op 1 februari. Dit jaar mogen zij rekenen op een stijging van 3,3 procent.
Banksector: Hier speelt het bekende Belgische kluwen. Werknemers in paritair comité 310 (de meeste banken) zien hun lonen om de twee maanden in kleine stapjes geïndexeerd worden. Wie onder paritair comité 341 valt, krijgt slechts één jaarlijkse aanpassing, maar die bedraagt in januari 3,5 procent.
Hoe Belgisch kan het zijn
Dit versnipperde indexatiesysteem is tekenend voor België, waar elke sector zijn eigen ritme en formule heeft. Hoewel de algemene stijgingen een broodnodige compensatie bieden voor de aanhoudende inflatie, zorgt de verscheidenheid aan systemen onnodig voor verwarring. Hoe dan ook, of je nu in de horeca, bouw, logistiek of banksector werkt, in 2024 mag je op z’n minst een klein financieel duwtje in de rug verwachten.
Hoe nu verder?
Toch blijft inflatie een probleem waar we voorlopig niet omheen kunnen. De energieleverancier, de supermarkt of het café, 2024 heeft ons allemaal wat armer gemaakt. De portemonnee van de Belg blijft een financiële achtbaan. Niet alleen de kalkoen heeft plek aan de kersttafel, ook de inflatie zal erbij zijn. En ze eet – net zoals jij – gulzig mee.
(Foto: Shutterstock)