Het Rekenhof controleerde de rekeningen van Fedasil van 2020. De niet-private opvangpartners (de vzw’s en organisaties) van Fedasil worden vergoed op basis van reële en bewezen kosten, maar begrensd door een maximale toelage per dag en per beschikbare plaats.
De vergoedingen voor werkingskosten en medische kosten van de partners bedroegen in 2020 respectievelijk 195,8 miljoen euro (37 % van de uitgaven van Fedasil) en 24,2 miljoen euro (5 %).
Fedasil heeft zoals in 2019 heel weinig ingediende kosten als niet-subsidieerbaar verworpen: amper 1.859,61 euro op een totaal van 195,8 miljoen euro aan ingediende kosten. In 2019 was dat 22.616,09 euro op een totaal van 166,2 miljoen euro.
De bedrijfsrevisor van Fedasil formuleert voor de rekeningen 2020 een verklaring met voorbehoud met betrekking tot de regelmatigheid en correctheid van de gestorte bedragen aan de “overige partners” (alle partners exclusief het Rode Kruis en het Croix-Rouge en inclusief Caritas en IOM118 in het kader van de vrijwillige terugkeer) en de schulden die daaruit volgen. Dat staat in een verslag van het Rekenhof.
De kosten gelinkt aan deze partners bedragen volgens het verslag van de bedrijfsrevisor op 31 december 2020 38,1 miljoen euro en de openstaande schuld op 31 december 2020 6,8 miljoen euro. In 2019 formuleerde de bedrijfsrevisor nog een voorbehoud voor de toelagen aan opvangpartners (187 miljoen euro) en de schulden (31 miljoen euro).
De bevoegde staatssecretaris heeft volgens het Rekenhof toegezegd de subsidieerbaarheid van de uitgaven beter te controleren.