Conner Rousseau (sp.a) legt zijn voorwaarden op tafel om in een federale regering te stappen.
Op 27 mei 2019 waren er verkiezingen. Meer dan een jaar later zijn – denkt men – alle mogelijke en onmogelijke coalities uitgeprobeerd en is het wachten op een antwoord van de Vlaamse socialisten om eventueel verder te kunnen. Verliest men niet één belangrijk gegeven uit het oog, de keuze van de kiezer?
Onderhandelaars Egbert Lachaert (Open VLD), Joachim Coens (CD&V) en Georges-Louis Bouchez (MR) hebben aan de nieuwe voorzitter van sp.a de simpele vraag gesteld of hij met zijn partij zonder de PS in de regering zou willen stappen. Conner Rousseau kwam met een antwoord dat eigenlijk geen antwoord was - maar een vraag - en toverde een nota uit zijn rode hoed. In die nota vraagt Rousseau onder meer dat een volgende federale regering zou inzetten op bijkomende maatregelen voor de versterking van de gezondheidszorg en voor een grotere fiscale bijdrage van grote vermogens en multinationals. Meer belasting op consumptie wil de partij niet.
Een mooie politieke zet, mooie woorden, mooi verpakt en verkocht als “laten we het over de inhoud hebben”, maar spreekt Rousseau wel met de stem van het volk? Mateke Rouseau mag dan wel dynamisch en verfrissend nieuw zijn, zolang er geen nieuwe verkiezingen zijn geweest, vertolkt hij nog altijd maar de visie van een partij die in 2019 slechts 6,7 procent van de stemmen haalde. Dat is net boven de kiesdrempel. Kunnen we dan nog van een democratie spreken?