De October Surprise-theorie van 1980 verwijst naar een onderbouwde stelling dat vertegenwoordigers van Ronald Reagans presidentiële campagne een geheime deal sloten met Iraanse leiders om de vrijlating van Amerikaanse gijzelaars uit te stellen tot na de verkiezingen tussen Reagan en president Jimmy Carter, de zittende president.
De gevangenneming van 66 Amerikanen in Iran, die sinds 4 november 1979 gegijzeld werden, was een van de belangrijkste nationale kwesties in 1980, en het vermeende doel van de deal was om Carter ervan te weerhouden een "October Surprise" te bewerkstelligen.
Reagan won de verkiezingen en op de dag van zijn inauguratie - enkele minuten nadat hij zijn 20 minuten durende inauguratietoespraak had beëindigd - kondigde de Islamitische Republiek Iran de vrijlating van de gijzelaars aan.
Volgens de hypothese, bovenop de overeenkomst van de regering-Carter om Iraanse tegoeden in Amerikaanse banken te ontdooien in ruil voor de vrijlating van de gijzelaars van de ambassade, was de praktijk van de regering-Reagan om Iran heimelijk van wapens te voorzien via Israël waarschijnlijk ontstaan als een verdere quid pro quo voor het uitstellen van de vrijlating tot na Reagans inauguratie, waarmee een precedent werd geschapen voor geheime wapendeals tussen de VS en Iran die een belangrijke rol zouden spelen in de daaropvolgende Iran-Contra-affaire. Sommigen zien hier dan weer een link naar ons land en de Bende van Nijvel in de eerste helft van de jaren 80.
Na 12 jaar van wisselende media-aandacht hielden beide huizen van het Amerikaanse Congres afzonderlijke onderzoeken en concludeerden dat geloofwaardig bewijs ter ondersteuning van de bewering ontbrak of onvoldoende was.
Niettemin hebben verschillende personen – met name de voormalige Iraanse president Abulhassan Banisadr, de voormalige luitenant-gouverneur van Texas Ben Barnes, de voormalige marine-inlichtingenofficier en lid van de Amerikaanse Nationale Veiligheidsraad Gary Sick, en Barbara Honegger, een voormalige campagnemedewerker en analist van het Witte Huis voor Reagan en zijn opvolger, George H.W. Bush – de beschuldiging staande gehouden.
