Parlementsleden behouden hun riante pensioen: hervorming stopt aan de Kamerdeur.
De regering haalt de botte bijl boven voor de ambtenarenpensioenen. Alles om het systeem betaalbaar te houden en de gunstregimes stilaan af te bouwen. Maar wanneer het over de eigen pensioenpotjes gaat, trapt de politieke elite liever op de rem. Ministers en parlementsleden kijken lijdzaam toe terwijl de rest van het land op pensioenleeftijd langer moet zwoegen voor minder.
Veranderen? Ja, maar niet voor ons!
Wie in de ambtenarij op pensioen gaat met een maandelijkse som van meer dan 5.000 euro bruto, mag die binnenkort niet meer geïndexeerd zien. En ja, dat geldt ook voor ex-ministers en ex-parlementsleden. Minister van Pensioenen Jan Jambon (N-VA) bevestigde het in de Kamer. Maar wie écht lang op een parlementair pluche zat, strijkt nog steeds een pensioen op tot het absolute plafond van 8.291,60 euro bruto per maand. Da’s geen kattenpis.
Om misbruiken zoals extra illegale pensioenbonussen tegen te gaan, zal de Federale Pensioendienst voortaan alles uitbetalen en controleren. Maar los daarvan blijven de parlementaire pensioenregels onaangeroerd. Want wie maakt de wetgeving? Juist ja, de parlementsleden zelf. Slagers die hun eigen vlees keuren.
PVDA-Kamerlid Kim De Witte is snoeihard: “Ze blijven praten over harmonisatie, maar als het over hun eigen voordelen gaat, spelen ze doof.”
Rekensommetje met een politieke bonus
Voor de gewone sterveling in de privésector wordt het pensioen berekend op het gemiddelde loon van de hele loopbaan – inclusief de karige startjaren. Voor ambtenaren was het tot nu toe een voordeliger systeem: enkel de laatste tien jaren telden, waar de lonen dankzij indexering en anciënniteit het hoogst zijn. Daar wordt nu in geknipt: tegen 2062 zal ook bij hen het gemiddelde van 45 jaar gelden.
Maar in het parlement? Daar blijven ze vasthouden aan een pensioen gebaseerd op de wedde van het laatste jaar. En die bedraagt momenteel 9.464 euro bruto per maand. Officieel iets lager dan de werkelijke wedde, want enkele jaren geleden hielden ze er zelf 5 procent van in als ‘solidariteit’. Mooi, toch? Behalve dat voor de pensioenberekening gewoon de volle pot blijft tellen. De royale onkostenvergoeding van 2.649,88 euro per maand wordt uiteraard niet meegerekend.
Speciaal statuut, speciaal pensioen
Terwijl een gewone werkloze geen pensioenrechten opbouwt, telt de riante uittredingsvergoeding voor ex-Kamerleden wél mee als ‘gelijkgestelde periode’. En wie lang genoeg meedraait, kan op z’n 60ste nog steeds de politieke arena verlaten met een gul pensioen. Na de pensioenhervormingen zal dat in de privésector enkel nog kunnen voor wie op z’n 18de begon te werken en 42 jaar op de teller heeft.
PVDA blijft er snoeihard op hameren: als de gewone Belg moet inleveren, moeten politici dat ook. Maar in het parlement krijgen ze weinig gehoor. Parlementsvoorzitter Peter De Roover (N-VA) zwijgt in alle talen. En in de meerderheid klinkt het vooral bij MR dat PVDA aan antipolitiek doet. Hun argument? Belgische parlementsleden verdienen “niet zoveel” in vergelijking met hun buitenlandse collega’s. Al vergeten ze daar wel bij te zeggen dat nergens ter wereld zulke royale uittredingsvergoedingen bestaan.
Gaat er écht iets veranderen?
De kans dat de huidige hervormingen meer dan een schijnmanoeuvre worden, is klein. MR blijft dwarsliggen en de meerderheidspartijen raken het onderling niet eens. Voorlopig blijft het dus bij een bevriezing van de hoogste pensioenen en wat extra controle.
PVDA mag in theorie zelf voorstellen indienen om de parlementaire voordelen écht te hervormen. Maar zolang ze geen meerderheid achter zich krijgen – en met een hardnekkig verzet van de traditionele partijen – blijft dat een utopie. Kim De Witte laat het niet los: “Ze beloven dat de indexering stopt, maar ik geloof het pas als ik het zie.”
De PVDA zocht uit hoe het pensioen voor ministers en parlementsleden nog steeds grote privileges bevat vergeleken met werknemers, zelfstandigen en ambtenaren en gooide die op hun website. Dit zijn de vijf belangrijkste voordelen op een rij:
- Vroeger met pensioen: heel wat ministers en parlementsleden kunnen vanaf 60 of 62 jaar met pensioen, zelfs met een beperkte loopbaan. Voor de rest van de bevolking geldt een minimum van 42 gewerkte jaren om vervroegd met pensioen te kunnen.
- Pensioen berekend op laatste loon: Ministers en parlementsleden hun pensioen wordt berekend op hun allerlaatste loon, dit is momenteel 9.464 euro bruto. Ambtenaren hun pensioen wordt berekend op het gemiddeld loon van de laatste 10 jaar, werknemers en zelfstandigen wordt het pensioen berekend op het gemiddeld loon en beroepsinkomen over de hele loopbaan (45 jaar).
- Afscheidsvergoeding telt mee: ministers en parlementsleden bouwen verder pensioen op tijdens de volledige periode gedekt door hun afscheidsvergoeding. Deze periode wordt ook gelijkgesteld als “gewerkte periode” voor de pensioenmalus. Een werknemer met een contract van bepaalde duur dat afloopt, krijgt geen afscheidsvergoeding, wel een werkloosheidsuitkering die niet gelijkgesteld wordt voor de malus.
- Elk jaar in mei krijgen ministers en parlementsleden 92% van hun parlementair pensioen uitbetaald als vakantiegeld (dat loopt dus op tot meer dan 6.000 euro bruto). Bij gepensioneerde werknemers bedraagt het vakantiegeld rond de 1.200 euro (≈ 72% van het gemiddeld bruto werknemerspensioen), bij ambtenaren rond de 350 euro (≈ 10% van het gemiddeld bruto ambtenarenpensioen). Zelfstandigen hebben geen recht op vakantiegeld.
- Ministers en parlementsleden kunnen een overlevingspensioen cumuleren met een parlementaire wedde of een parlementair rustpensioen tot aan het Wijninckx-plafond. Bij ambtenaren zijn de cumulatiegrenzen veel lager. Daarnaast kunnen ook wettelijk samenwonenden van parlementsleden een overlevingspensioen krijgen
(Foto: PD)