Voor het eerst in de Belgische kerkgeschiedenis moeten een kardinaal en een hulpbisschop zich verantwoorden voor de correctionele rechtbank. Kardinaal Jozef De Kesel, voormalig aartsbisschop van Mechelen-Brussel, en hulpbisschop Jean Kockerols worden beschuldigd van schending van het beroepsgeheim en smaad.
De zaak begon in 2020, toen een voormalige priester een klacht indiende tegen zijn oversten. Volgens zijn advocaat, Cédric Vergauwen, maakten De Kesel en Kockerols vertrouwelijke informatie openbaar die hen vanwege hun functie was toevertrouwd. Daarbij lieten zij uitschijnen dat de priester zich schuldig had gemaakt aan seksueel misbruik van een meerderjarige, wat volgens de verdediging niet waar is.
Niet vergevingsgezind
De priester, die minder vergevingsgezind was dan Jezus, stelt dat deze insinuaties zijn reputatie beschadigden en vindt dat de kerkelijke leiders hun beroepsgeheim schonden.
De Brusselse raadkamer stelde dat De Kesel en Kockerols hadden moeten weten dat hun uitspraken ernstige gevolgen konden hebben. Het parket vroeg aanvankelijk om de zaak zonder gevolg te laten, maar de raadkamer, gretig om eens een geestelijke op de rooster te leggen, ging daar niet in mee en verwees de zaak door naar de correctionele rechtbank.
Dit proces is een primeur in België en werpt een schaduw over de kerk. Dit keer is er eens niemand misbruikt en opnieuw roept het bredere vragen op over de verantwoordelijkheid en transparantie van kerkelijke leiders. Als de beschuldigingen worden bewezen, kan dit een precedent scheppen voor toekomstige zaken waarbij kerkelijke figuren in opspraak komen.