De studie van stay-behind middelen in de context van de inlichtingendiensten van de Koude Oorlog heeft zich voornamelijk geconcentreerd op clandestiene - in tegenstelling tot militaire - organisaties. Dat is onterecht.
Op een forum (in het Engels): "De Stay Behind oefening Oesling '84 was een Lux/Belg-oefening en onderdeel van een "Flintlock" oefening. De 10th SFG assisteerde Lux/Belg met de training van hun Stay behind agenten. Het geheel werd vermomd door een officieel gedeelte dat eruitzag als een klassieke contra-infiltratie oefening met het Luxemburgse en Belgische leger."
De analyse van de kwestie werd lange tijd vertroebeld door beelden van 'GLADIO', 'NATO's Secret Army', 'Strategy of Tension' (Strategie van de spanning) en andere hypotheses in een spinnenweb van clandestiene organisaties en operaties waarbij de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) de touwtjes finaal in handen had.
De werkelijkheid is nochtans even straf. Tamir Sinai en anderen in het artikel Eyes on target: ‘Stay-behind’ forces during the Cold War: “De CPC en ACCG vervulden een belangrijke functie bij het coördineren van de overlappende bijdragen van militaire en civiele Stay Behind-capaciteiten. Er werden zelfs gecombineerde oefeningen gehouden tussen militaire speciale eenheden en burgerlijke middelen.”
“In 1974 bijvoorbeeld werd de jaarlijkse Joint/Combined Exercise FLINTLOCK gehouden, een oefening voor speciale operaties uitgevoerd door het US European Command (geen NAVO-oefening), met suboefeningen in Noorwegen, Duitsland en Italië.”
Sinai et al nog: “Bij de suboefening ALTENEA '74 in Noord-Italië waren Amerikaanse Special Forces en Navy SEAL-teams betrokken die door de lucht en over zee infiltreerden om zich aan te sluiten bij Italiaanse SBO's om guerrillaoorlogsoperaties uit te voeren, directe actie-, verkennings- en aanvalsmissies uit te voeren en zich aan te sluiten bij Italiaanse SF-eenheden om gezamenlijke commando- en controlebases te vormen.”
Eugene Piasecki vult in Veritas aan: “De missie van begin november 1983 was het ondersteunen van de door de Joint Chiefs of Staff geleide FLINTLOCK 1984, oefening FLEET DEER. Tegelijkertijd werd iedereen verteld dat Det A in december 1984 zou worden geïnactiveerd.”
“FLEET DEER was ontworpen om ontsnappings- en ontwijkingsroutes (E&E) en procedures te evalueren voor de redding van neergestorte piloten of ander bevriend personeel dat terug wilde keren naar de geallieerde controle.”
Piasecki nog: “Special Operations Command Europe (SOCEUR) in Stuttgart, Duitsland, stuurde operationele cellen om contactpunten te vinden en in kaart te brengen en om het contact te herstellen met de lokale bevolking die oorspronkelijk had geholpen bij het opzetten van het E&E-net. Daarna keerde het team in december 1983 terug naar Berlijn om doelmappen van contactpunten te herzien en te verbeteren, kaarten samen te stellen en operationele celprocedures te verfijnen.”
Sinae et al: “Dergelijke oefeningen omvatten bijna alle rollen en functies van de SBO's - zowel militaire als clandestiene. Een soortgelijke oefening, WATERLAND, werd nog in 1989 uitgevoerd in België.”
“Leden van het Special Boat Squadron (SBS) parachuteerden in zee voor de kust van Vlaanderen, werden opgewacht door clandestiene Belgische SB-agenten en naar het doel geleid - de sluizen van het kanaal van Zeebrugge, die de SBS vervolgens simuleerde te vernietigen.”
In zijn boek Nato's Secret Armies geeft de Zwitserse onderzoeker Daniele Ganser, senior researcher aan het Center for Security Studies en het Federal Institute of Technology in Zürich, tientallen voorbeelden van dergelijke clandestiene operaties, waarbij Gladio-agenten van het ene land actief waren in een ander land.
Zwitserse 'Gladiatoren', die hun opleiding kregen in Groot-Brittannië, werden bijvoorbeeld ingezet voor operaties in Noord-Ierland tegen het Ira. De Zwitserse Gladio-instructeur Alois Hürlimann vertelde bijna achteloos hoe hij in mei 1984 geheime trainingen had gevolgd in Engeland. Een onderdeel daarvan bleek een echte, niet-gesimuleerde aanval op een Ira-wapendepot waarbij minstens één Ira-lid werd gedood.
De Morgen hierover: “Dichter bij huis was er de raadselachtige overval op de kazerne van de Ardeense Jagers in Vielsalm, eveneens in 1984, die uitgebreid in het boek van Ganser ter sprake komt. Tijdens deze operatie, die de codenaam Oesling (naar een dorpje in Luxemburg - ook Oesling 84 of Oesling84) droeg, vertrok een groep van twaalf Amerikaanse mariniers van de special forces vanop een vliegveld ten noorden van Londen.”
“Ze werden gedropt boven een vooraf aangeduide zone in de buurt van Houffalize, waar ze werden opgevangen en gegidst door Belgische paracommando's en Gladio-agenten. Twee dagen lang leefden ze ondergedoken in de bossen. Bij de verrassingsaanval op de legerkazerne werd een Belgische onderofficier (td: bijna) doodgeschoten en verloor een Amerikaanse marinier een oog.”
“Nog dezelfde nacht werden de Amerikaanse militairen halsoverkop met een helikopter, die vanuit een Amerikaanse basis in Duitsland kwam overgevlogen, naar Bitburg in Duitsland geëvacueerd. Ze konden bijgevolg nooit door de Belgische justitie ondervraagd worden.”
Jaren na het incident verklaarde Lucien Dislaire, een Belgische ex-paracommando en gewezen huurling, hoe hij de Amerikanen naar de omgeving van de kazerne had gebracht. Daar hadden ze zich verscholen in afwachting van de nachtelijke raid.
De volgende ochtend bleken de Amerikanen verdwenen en kon Dislaire ook geen radiocontact met hen meer krijgen. Volgens Dislaire kon het niet anders dan dat de Amerikanen de daders van de overval waren. Nog straffer: de overvallers van de kazerne in Vielsalm gingen aan de haal met een grote partij wapens, onder meer twintig automatische FAL-geweren, drie Lee Ensfield-geweren en vijf Vigneron-mitrailleurs.
Vreemd genoeg werden een aantal van die wapens later teruggevonden bij de extreem-linkse terreurgroepen CCC (Cellules Communistes Combattantes) en Action Directe. De eerste vondst, in een appartement van de CCC in Ukkel, dateerde van 1985 (toen de terreurorganisatie volop bomaanslagen pleegde) en gaf zuurstof aan de hypothese dat de overval in Vielsalm wel eens het werk zou kunnen geweest zijn van de Belgische terreurgroep. Had een van de CCC-kopstukken, Bernard Sassoye, kort voordien zijn legerdienst niet gedaan bij de Ardeense Jagers in Vielsalm?
Volgens commandant Jean-Claude Marlair, in de jaren '80 bataljonscommandant in de kazerne van de 3de Ardense Jagers in Vielslam, waren kolonel Paul Mathen (zijn baas) en kolonel Militis verantwoordelijk voor het samenstellen van het team dat de overval heeft gepleegd in Vielsalm.
Volgens de hypothese van een lid van het Vlaamse forum van de Bende van Nijvel is de bende een Gladio-doodseskader. Het gewaardeerde lid: “Deze hypothese is misschien wel een van de donkerste maar alles behalve een ondenkbare. De loden jaren wegen niet alleen in het Belgische. Andere landen in Europa maar zeker ook in Latijns Amerika hebben eveneens te maken met linkse opstand en rechtse repressie.”
“In Argentinië en Chili martelt en dood men alles wat ook maar naar subversie ruikt (de zgn.Vuile Oorlog). In Nicaragua en El Salvador heerst de terreur van de doodseskaders. Er is in die tijd geen land in Latijns America waar het niet diep bedroevend mis is. (alhoewel Cuba? roll ) Dit alles met de hulp, zo niet onder de aanvoering, van ... de Central Intelligence Agency!”
“Leger, Politie,Veiligheidsdiensten, alle opleiding is gedaan door de US en hun vele verschillende diensten. De structuren zijn al te vaak opgebouwd met geld uit de States. De directe banden met doodseskaders zijn maar al te vaak bewezen! De verbindingen van de CIA met ultra-rechtsen/rijken en de Kerkleiding is er een vast gegeven. De politiek en vakbonden maar al te vaak vergeven van mensen die geld uit de geheime pot krijgen en beschreven is hoe zij vaak al als jong aanstormend talent worden omgekocht of gechanteerd.”
“Verkiezingsfraude en staatsgrepen of pogingen daartoe vinden aan de lopende band plaats. Christen-democratische vakbonden en alternatieve mensenrechtenorganisaties worden door de CIA opgericht dan wel betaald als tegenhanger van die welke zij niet (geheel) onder controle kunnen krijgen. Het bekende rijtje internationale organisaties tegen communisme passeert ook nog even de revue.”
Paul Mathen werd in augustus 1934 geboren in Aarlen. Als jonge man maakte hij de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog mee. Hij was al snel voorbestemd om soldaat te worden. Als paracommando nam hij in 1964 deel aan operaties in Congo. Daarna sloot hij zich aan bij de Ardense Jagers waar hij van 1982 tot 1985 het bevel voerde over het 3de Bataljon dat gelegerd was in Vielsalm. Hij beëindigde zijn carrière als kolonel. Hij overleed in 2020.
Commandant Marlair: “Mijn baas, kolonel Mathen, werkte tot eind 1982 op het hoofdkwartiervan de landmacht in Tervuren. Daarna verhuisde hij naar Vielsalm. Begin 1985 muteerde hij terug naar Tervuren waar hij opnieuw majoor Bougerol ontmoet. Beiden kenden mekaar al van op de Militaire School want het waren leeftijdgenoten. De zoon van Mathen was opvoeder in Wauthier-Braine, in een opvangcentrum voor delinquente jongeren. Hij heeft bij mijn weten tweemaal een tiental jongeren uit Wauthier-Braine naar de kazerne gehaald om ze te trainen. Hetzelfde wat Militis in Cap-Corse deed met delinquente jongeren.”
Marlair linkt Mathen ook aan de misdrijven van de Bende van Nijvel, en meer specifiek de diefstal gewapenderhand te Temse.
foto: politie rv