Meten is weten, maar wat weten we dan?
Je kan het Marc Van Ranst het nog altijd horen zeggen in de filmpjes van de Universiteit van Vlaanderen: “Rondlopen op straat met een mondmasker, ook al is dat heel zichtbaar, ook al hebben ze dat China gedaan, dat heeft eigenlijk geen zin.” Er is ondertussen een en ander bijgesteld. “Er verandert niet zoveel”, zegt Van Ranst in een ander filmpje. “Als we bijvoorbeeld naar de supermarkt gaan…” De viroloog had dan toch niet altijd gelijk.
Na meer dan een jaar huppelen van de ene verstrenging naar de andere, is daar plots de CO2-meter. Het ding draagt in zijn naam wat het doet: het meet. Uitbaters van café’s en restaurants, fitnesscentra en feestzalen bioscopen, bowlingcentra, speelautomatenhallen, casino’s, wedkantoren, binnenactiviteiten in natuurparken, dierentuinen, pretparken, binnenspeeltuinen, indoor recreatie, tropische zwembaden en onbemande zonnebanken zullen straks verplicht worden om zichtbare CO2-meters te plaatsen. CO2-meters meten de hoeveelheid koolstofdioxide in de lucht. Wanneer je straks naar je CO2-meter gaat, kan je zien of er veel volk in je zaak is. Als je je dan vervolgens omdraait, kan je zien of dat werkelijk ook zo is. Punt. En dan? Dan weten we dat.
In het beste aller werelden waarschuwt de CO2-meter de uitbater dat er teveel CO2 in zijn lucht zit. Dan wordt hij verondersteld de ramen nog wat verder open te zetten, of zijn klanten buiten te jagen.
Een CO2-meter meet niet of er virus in de lucht zit. Een waarschuwing van de CO-2 waarschuwt met andere woorden niet voor een besmettingsgevaar, wel voor een mogelijks besmettingsgevaar. Het kan dus zijn dat een een ruimte met teveel volk perfect veilig is en een ruimte met drie mensen onveilig omdat er één van hen virus staat uit te blazen.
Wat meten we dan, en wat doen we met het weten?
Belangrijk detail, een degelijke C02-meter kost tussen de 200 en 300 euro. Dat is, als je er nog eentje op de kop kan tikken.