De grote merken worden staatsbedrijven.
De coronacrisis treft de autoindustrie hard, zeer hard. In de EU daalde het aantal inschrijvingen van nieuwe voertuigen met 55,1 procent. In ons land was er volgens een rapport van Traxo – de Belgische federatie van verkopers en herstellers van auto’s – een minderverkoop van 45 procent. Zonder steun van de overheid redden de grote bedrijven het niet.
Elk land gaat zijn nationale autoindustrie een handje helpen. Er werken ten slotte 13,8 miljoen Europeanen in de autosector. Dat is goed voor 6,1 procent van alle banen in de EU. De Franse president Macron heeft een cheque van 8 miljard euro klaar om zijn Franse chouchou’s uit de shit te helpen. Daar zijn wel enkele voorwaarden aan verbonden – zoals het vergroenen van de vloot – maar het lijkt toch verdacht veel op staatsteun ten koste van de niet-nationale bedrijven. Met wat kwade wil kan je stellen dat Reanault het Trabantje van Frankijk wordt: de auto van de staat.
Niet alleen de constructeurs hebben het moeilijk, ook toeleveringsbedrijven en dealers staan geweldig onder druk en de naverkoop zit in slechte papier. Als er minder wordt gereden, wordt er ook minder versleten en dus minder onderhoud, minder bandenslijtage, minder herstellingen.
Voor de consument betekent dat niet noodzakelijk slecht nieuws. Verdelers, invoerders en ook fabrikanten zitten met een enorme stock die moet geliquideerd worden. Straks gaan de fabrieken weer draaien en moet het ‘oud’ spul de deur uit zijn. Wie genoegen neemt met een stockwagen, kan extra korting afdwingen. Als je met die wetenschap in het achterhoofd een auto gaat kopen, houd je straks nog een leuk centje over om te gaan genieten van alles dat weer opnieuw open zal zijn.
