De nieuwe minster van cultuur schaft projectsubsidies net niet af.
Cultuur is bij de verdeling van de ministerposten altijd een overblijvertje. Een postje waarmee je aan het eind van de onderhandelingen nog snel een partij - die te weinig van de taart heeft gekregen - sust met de kruimels. Het maakt niet uit of je als minister van cultuur nog nooit een theater aan de binnenkant hebt gezien en dat het laatste boek dat je las het telefoonboek was. Je moet een acteur, zeg maar, geen varkenskwekerij laten runnen, want daar heeft hij geen geen verstand van. Maar het is wel normaal als een boer minister van cultuur wordt.
De strategie van Jambon verschilt met die van zijn voorgangers dat het cultuurpostje niet wordt uitbesteed, maar binnen de partij wordt gehouden. Jambon koos er niet voor om een nakomertje van de familie minister van cultuur te maken, maar besloot als grote baas om het zelf te doen. De reden hiervan is nu duidelijk geworden: besparen.
Jambon doet meer dan het mes op de keel zetten, hij snijdt ook. Globaal wil hij 6 procent besparen. Dat lijkt misschien haalbaar, maar in de praktijk is het een Shakespeareaanse tragedie. Jambon kiest er namelijk voor om te investeren in het verleden en gaat dat geld halen in de sector zelf: verschuiven dus. De minister kiest voor de laagdrempelige vorm van cultuur als Alden Biezen, Bokrijk: het cultureel erfgoed. Daarmee tilt hij de zelfbedieningspolitiek, die schering en inslag is in de Vlaamse dorpen, naar het Vlaamse niveau. Cultuur wordt gehanteerd als een toetje om de achterban te plezieren en er nog wat electoraal gewin uit te halen.
Culturele huizen moeten lang op voorhand hun begroting maken en zullen met de besparingsmaatregelen die vanaf 2020 geïmplementeerd worden, ernstig in de problemen komen. Alles is al geboekt, besteld en ingeschreven.
En dan zijn er de projectsubsidies: hier legt Jambon het mes opzij en kiest hij voor het nekschot. 60 procent minder voor een sector die al op de knieën zat. Van 8,47 miljoen euro naar 3,39 miljoen. Dat overleeft economisch gesproken niemand. Projectsubsidies dienen ervoor om kunstenaars die niet in de mainstream functioneren overlevingskansen te bieden. Die 'labo's' zijn van essentieel belang voor de hele sector. Die aborteren is als de Formule 1 uit de autowereld gooien. Het is daar waar de innovatie voor de mainstraim geboren wordt.
“Het projectenbeleid mag er niet toe leiden dat de illusie wordt gecreëerd dat dit automatisch leidt tot structurele subsidie”, schrijft Jambon. Er is niemand in de sector die illusie koestert, of zelfs maar durft te koesteren. Het is duidelijk dat de cultuur van Jambon niet verder reikt dan een spelletje ‘Toy Blast’ op zijn smartphone tijdens politieke debatten.
Cultuur is de gezondheidsmeter van een maatschappij. Cultuur levert de tools voor evenwicht in de samenleving, een uitlaatklep. Het is een vluchtheuvel voor het leven dat zichzelf voorbij rent.