Frank Vandenbroucke trekt aan de noodrem.
Het budget van de federale ziekteverzekering lijkt op ramkoers te liggen voor 2025, en de cijfers liegen er niet om. De uitgaven dreigen volgend jaar met maar liefst 217 miljoen euro uit de pas te lopen. De oorzaak? Exploderende kosten voor tandartsen, radiologen en implantaten. Frank Vandenbroucke, ontslagnemend minister van Volksgezondheid, klinkt de alarmbel. Volgens hem zijn dringende maatregelen nodig om de situatie nog enigszins onder controle te houden, zo schrijft ‘De Tijd’.
150 miljoen dit jaar, 217 miljoen volgend jaar: de zorgkosten galopperen
Dat de zorgkosten stijgen, is niets nieuws, maar de snelheid waarmee het gebeurt, lijkt elk jaar fors toe te nemen. Dit jaar alleen al zou de overschrijding van het ziekteverzekeringsbudget kunnen oplopen tot 150 miljoen euro. Maar als deze trend doorzet, zoals experts vrezen, komt er in 2025 een nieuwe ontsporing van 217 miljoen euro op ons af. Klinkt het als een astronomisch bedrag? Misschien niet, als je het bekijkt in de context van het totale budget voor gezondheidszorg. Dat is namelijk goed voor bijna 40 miljard euro, wat betekent dat de overschrijding "slechts" een half procent bedraagt. Maar toch: een kwart miljard bovenop de reeds torenhoge uitgaven is geen peulschil, zeker niet in de huidige begrotingscontext.
En dat beseft ook Frank Vandenbroucke, die niet voor niets aan de noodrem trekt. De cijfers zijn nog maar eens een bevestiging van wat al langer wordt gevreesd: de ziekteverzekering is een steeds grotere kost voor de federale kas. En dat staat in schril contrast met het Vivaldi-regeerakkoord, dat ernaar streefde om die uitgaven zo stabiel mogelijk te houden.
Van 79 miljoen naar 217 miljoen in enkele maanden: wat is er gebeurd?
Interessant is dat de ontsporing aanvankelijk niet zo dramatisch leek. In juni schatte men de overschrijding voor 2025 nog in op een beheersbare 79 miljoen euro. Maar nu blijkt dat cijfer bijna verdrievoudigd te zijn. Vandenbroucke zelf spreekt van een “stevige versnelling” in de kosten, en dat vooral in bepaalde medische sectoren zoals de tandheelkunde, radiologie en voor implantaten. De vraag is: waarom precies daar?
Tandartsen, radiologen en implantaten: de boosdoeners?
De explosieve stijging van de kosten wordt voor een groot deel toegeschreven aan deze drie medische sectoren. Tandheelkundige ingrepen worden steeds geavanceerder en dus ook duurder. Radiologie, met de groeiende populariteit van hightech scans en onderzoeken, kent ook een steile opmars in de uitgaven. En wat te denken van implantaten, die steeds vaker als alternatief voor klassieke medische behandelingen worden ingezet? Het zijn sectoren die de zorgkosten stevig de hoogte injagen.
De vraag die Vandenbroucke, en met hem veel experts, zich stelt, is of deze stijgende kosten nog wel in verhouding staan tot de zorg die ze bieden. Is het echt nodig dat de belastingbetaler steeds meer moet ophoesten voor technologieën en behandelingen die misschien niet altijd het beste rendement opleveren?
Het RIZIV: hoe nu verder?
Op 21 oktober komt de algemene raad van het RIZIV bijeen om te beslissen hoe de begroting voor 2025 eruit zal zien. Dit overlegorgaan bestaat uit vertegenwoordigers van de federale overheid, de ziekenfondsen en de artsen, en het is aan hen om de touwtjes in handen te nemen. Het wordt geen gemakkelijke klus, want iedereen wil zijn belangen veiligstellen, terwijl de federale kas piept en kraakt onder de stijgende zorgkosten.
Eén ding is duidelijk: zonder ingrepen dreigt de ziekteverzekering verder uit de bocht te vliegen. En dat heeft niet alleen impact op de begroting, maar ook op de kwaliteit van de zorg die de patiënt uiteindelijk krijgt.
Vandenbroucke: "De versnelling moet stoppen"
Vandenbroucke maakt er geen geheim van dat hij de ontsporing van de uitgaven wil indammen. “Elke versnelling bovenop wat we nu al zien, is een extra last voor de federale overheid,” klinkt het. De vraag is of er politieke bereidheid zal zijn om de tering naar de nering te zetten. Het wordt een moeilijke evenwichtsoefening: enerzijds moet er bespaard worden, maar anderzijds mag de kwaliteit van de zorg niet in het gedrang komen.
Met de gemeenteraadsverkiezingen in het vooruitzicht en de federale verkiezingen die ook steeds dichterbij komen, dreigen dit soort financiële kopzorgen een politieke tijdbom te worden. Iedereen wil scoren, niemand wil de budgettaire molensteen om zijn nek voelen. Maar Vandenbroucke heeft alvast zijn kaarten op tafel gelegd: als er niets gebeurt, is een ontsporing van 217 miljoen euro slechts het begin.