Op 27 april 2021 heeft Vice-eerste Minister en Minister van Justitie en Noordzee Van Quickenborn het advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit gevraagd met betrekking tot enkele artikelen van een voorontwerp van wet om justitie sneller, menselijker en straffer te maken.
De Gegevensbeschermingsautoriteit (GBA) is een onafhankelijk orgaan dat erop toeziet dat de grondbeginselen van de bescherming van de persoonsgegevens correct worden nageleefd. De Gegevensbeschermingsautoriteit werd opgericht door de Belgische Federale Kamer van volksvertegenwoordigers bij Wet van 3 december 2017 tot oprichting van de Gegevensbeschermingsautoriteit en is de opvolger van de voormalige Privacycommissie.
Na grondige analyse is de GBA van oordeel dat een wijziging van het ontwerp zich opdringt. De analyse werd op de site van de Kamer gepubliceerd.
De Autoriteit stelt onder andere vast dat de (uitgebreide) bevoegdheid voor de procureur des Konings, dan wel de SUO-magistraat om binnen het kader van respectievelijk een opsporingsonderzoek of een strafrechtelijk uitvoeringsonderzoek toegang te krijgen tot de gegevens in het Centraal Aanspreekpunt (CAP) uitdrukkelijk bij wet wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 2, 5° van de wet van 8 juli 2018.