“Ik kan ook zoiets zeggen, hoor.”
In de krant ‘De Zondag’ geeft Meyrem Almaci met de nodige verbittering een openhartig interview dat bol staat van moeilijke thema’s, of beter: thema’s waar groen het moeilijk mee heeft. We komen te weten dat wie het leven door een groene bril bekijkt, van de ene ergernis naar de ergernis laveert in een maatschappij waar de meerderheid van de mensen anders denkt dan zijzelf.
We begrijpen Almaci wanneer zij zegt “sommige mensen vinden dat ik niet mag bestaan. Dat raakt mij, maar het doet vooral mijn gezin pijn.” Dat ze daar het feit bijvoegt dat dat komt omdat ze allochtone roots heeft, zouden we niet mogen tolereren. Doch, wanneer de uitschuiver van Rousseau op tafel komt, noteren we dat ze eigenlijk hetzelfde zegt, maar dan omgekeerd. Cynisch bedoeld? Of om te lachen?
We citeren: “Wat hij doet, is zó doorzichtig: eerst extreemrechts achterna hollen en daarna nuanceren. Maar intussen heeft hij wel duizenden mensen gekwetst. Ik kan ook zoiets zeggen, hoor. Als ik door Sint-Martens-Latem of Brasschaat rijd, dan voel ik me ook niet thuis. Maar moet ik daarom al die mensen over één kam scheren? ( zucht ) En dan nog feitenvrij praten over leerkrachten die alleen Arabisch spreken: ik vind dat ongelooflijk pijnlijk. Is dat de richting die de socialisten uit willen? Wel, ze vergissen zich. Echt waar.”
En vat Almaci daarmee alles samen? Dat sommige mensen aan de juiste kant van de geschiedenis staan en de anderen zich vergissen? Het is alleen vervelend om vast te stellen dat partijen die met mekaar het land mogen regeren dat van mekaar vinden.