In een brief van 8 december 2020 heeft de procureur-generaal bij het hof van beroep te Luik verzocht om de parlementaire onschendbaarheid op te heffen van kamerlid Jean-Marc Delizée (PS), met toepassing van artikel 59 van de Grondwet. Delizée had in het begin van het jaar een zware snelheidsovertreding begaan.
Het strafdossier inzake de door Jean-Marc Delizée gepleegde snelheidsovertreding werd met dezelfde brief overgezonden. Op 7 januari 2021 heeft de plenaire vergadering van de Kamer van volksvertegenwoordigers dit dossier aan de commissie Vervolgingen overgezonden, overeenkomstig artikel 160 van het Reglement.
Op 13 januari 2021 heeft de commissie kamerlid Benoît Piedboeuf aangewezen als rapporteur en haar werkzaamheden georganiseerd. Delizée werd tijdens diezelfde vergadering gehoord. Hij heeft ten overstaan van de commissie bevestigd de overtreding te hebben begaan.
Op basis hiervan stelt de commissie eenparig voor om de parlementaire onschendbaarheid van het kamerlid op te heffen (officieel: het grondwettelijk verlof te verlenen) om Delizée, lid van de Kamer van volksvertegenwoordigers, te dagvaarden voor het bevoegde rechtscollege. Delizée is ook voorzitter van de Commissie Mobiliteit. Sommige Vlaamse kamerleden vinden dat Delizée door de zware verkeersovertreding onvoldoende moreel gezag heeft om die functie te kunnen uitoefenen.