“Vaarwel schat. Je bent het beste wat mij is overkomen.”
Laten we hopen dat de afscheidsbrief van Jürgen Conings niet de aanleiding is geweest voor de ‘algemene mobilisatie’ en de opdracht tot doden. De redactie van P-magazine heeft de afscheidsbrief van Jürgen Konings in handen gekregen en stelde vast dat het geen extremistisch pamflet is. De tweede brief van Conings - die naar de politie werd verstuurd - hebben we (nog) niet, maar uit de brief uit naar zijn vriendin Gwendy, kan je alvast geen terroristisch plan halen.
Conings spreekt over “voorbereidingen”, dat hij wellicht een “enemy of the state” zal worden en dat er “iets moet gebeuren om bepaalde mensen erop te wijzen dat het zo niet verder kan”. Zonder dat er ook maar één schot is gelost, kunnen we voorzichtig concluderen dat dat plan alvast geslaagd is. En ja, Conings geeft in de brief af op de politieke elite en op virologen die beslissen hoe wij moeten leven. “Ze zaaien haat en frustratie, nog erger dan het al was.”
Dat is inderdaad een ‘mening’, maar een mening die op een pijnlijke manier bewaarheid wordt. Marc Van Ranst doet geen enkele poging om het conflict op te lossen op een manier zoals we dat van een professor zouden mogen verwachten: verstandig. Integendeel. “Zolang hij (Jürgen Conings) niet wordt gevonden of gedood, kunnen wij niet weg”, zegt Van Ranst in een interview met de ‘De telegraaf’. Zou extreemlinks van deze ‘mening’ openlijk afstand moeten nemen? Of is iemand dood wensen een oplossing in een meningsverschil?
Ja, die conclusie is kort door de bocht, maar is het dat allemaal niet geworden in de zaak Conings: kort door de bocht?
In de brief aan Gwendy lezen wij vooral de radeloosheid van een man die bezorgd is om zijn vriendin en haar familie. “Geef mijn spijt door aan je mama en papa. Ik weet dat ik hen hier ook pijn mee doe. Ik besef dat heel goed. Maar ik kan niet meer.”