Jean-Philippe Elise was in de jaren 90 commissaris van de gerechtelijke politie (GP) te Brussel. Hij deed een poging om de misdrijven van de Bende van Nijvel op te lossen. Zijn rapport werd begin juni 94 overgemaakt aan de procureur-generaal te Bergen.
Het initiatief van Elise viel niet in goede aarde. Dat is een understatement. Tijdens de Bendecommissie-bis wordt er dieper op ingegaan.
Elise: “Mijn onderzoek was vooral gebaseerd op de dossiers Haemers, Mendez, WNP, Veiligheid van de Staat en andere. Uit die dossiers zouden de wezenlijke gerechtelijke elementen moeten worden gehaald die dan weer de basis moeten vormen van een nieuwe aanpak: misdaadanalyse waarbij niet de feiten maar de personen centraal staan.”
“Die keuze zou moeten leiden tot de blootlegging van relaties, bindingen, activiteiten en zelfs manipulaties van mensen zoals Haemers, Lacroix, Smars, Mendez, Bouhouche, Beijer, Libert, Barbier, Weykamp, Lekeu, Murat, ... om er maar enkelen te noemen.”
“Dankzij die strategie zouden we ons kunnen toespitsen op een beperkt aantal personen, die zouden worden geselecteerd volgens objectieve criteria. Aldus zouden we het risico op een onderzoek in alle richtingen kunnen ontlopen - anders dus dan de CWB, die onderzoek voerde naar drieduizend (3.000) verdachten, waartoe ook ik volgens onderzoeksrechter Hennuy behoorde. Bovendien zou het verstandig zijn de rol van de verdachten in de respectieve zaken na te gaan, met behulp van een chronologische ordening.”
“Ter wille van de transparantie en om ontsporingen, geruchten en verwarring te vermijden, dienen alle relevante elementen en aanwijzingen daarenboven te worden bevestigd, getoetst en verduidelijkt in processenverbaal die bij de procedurestukken moeten worden gevoegd.”
“Ter staving van de voorgestelde strategie, geef ik twee voorbeelden:
1. Misschien kunnen we wijzen op de activiteiten van de genaamde (...), die geregeld de schietclub van Overijse bezocht en waarschijnlijk heeft gesleuteld aan de Colt.45 ESSEX Corporation-pistolen, die werden teruggevonden in het bezit van WNP en van de bende Haemers.
2. Tevens bestaat er een verband persoon / wapen dankzij de diefstal van FAL's en FNC's bij Mendez, op 15 mei 1985. Die wapens werden in het kader van de zaak Haemers op 7 februari 1989 teruggevonden in een box van het Apollocomplex te Ukkel. Pas in december 1991 wijst het onderzoek uit dat Bouhouche de wapens aan de genaamde (...) afstond. Die laatste bezorgde ze aan (...) die ze aan (...) en (...) verkocht.”
“Anderzijds denk ik dat de sleutel van het mysterie in Brussel moet worden gezocht. Zoals de procureur des Konings van Brussel, de heer Poelman, al verklaarde voor de parlementaire onderzoekscommissie die de wijze bestudeerde waarop de bestrijding van het banditisme en het terrorisme georganiseerd wordt, is het mogelijk dat het onderzoek van binnen uit werd verraden. De vrees bestaat dus dat de ‘worm’ nog steeds in de ‘appel’ zit. Ik weiger te geloven dat het de onderzoekers volledig aan bekwaamheid ontbrak.”
“Neem nu het aanstaande proces voor het hof van assisen van Brabant, aangaande de zaak-Mendez. Men kan zich vragen stellen over de identiteit van de vier beklaagden: Bouhouche, Beijer, Lekeu en Amory. Allen hebben vroeger bij de rijkswacht gewerkt. Ik kan moeilijk geloven dat zij alleen en op eigen houtje hebben gehandeld.”
“Afgaande op mijn beroepservaring en overtuiging, denk ik dat de ware toedracht van de aanslagen van de Bende van Nijvel te vinden is in voornoemde dossiers. In de veronderstelling dat mijn werkvoorstel uw goedkeuring wegdraagt, dan zouden van in het begin een strikte gedragscode en een nauwgezet actieplan moeten worden uitgewerkt, met inachtneming van de strafprocedure.”
De procureur-generaal zag in dit ‘goedbedoelde’ advies echter helemaal niets. In de periode Charleroi deden zich niet alleen tussen magistraten ernstige conflicten voor in relatie tot het onderzoek naar de bende van Nijvel.
Het archief van het parket-generaal te Bergen bevat ook dat dossier uit 1994 over Elise die weliswaar niet behoorde tot de CBW (Cel Waals-Brabant), maar die desalniettemin langs de zijlijn probeerde mee te rechercheren, en dit op een vrij bijzondere manier, onder andere door te proberen via een gewezen officier van de rijkswacht de naam van een tipgever van de CBW te achterhalen. Dit volgens hem met de bedoeling “die persoon te ontmoeten om in zijn bezit zijnde informatie te checken”.
Niet alleen de rijkswacht, maar ook de procureur van Charleroi (“Ik wil dat die persoon tot de orde wordt geroepen: de periode waarin je nog op eigen houtje kon handelen, is afgesloten.”) en Hennuy (“moest in dat onderzoek dringend de wegen bewandelen die iedereen kent en volgt.”] waren zéér verbolgen over diens ‘onverantwoorde’ optreden.
In het team van Elise zat een decennium daarvoor ook Frédéric, bekend als Frédo, Fredo of Freddo Godfroid. Hij was de jongste commissaris van het land van het team van Reyniers, Marnette, Baudesson en Elise. Godfroid werd misdadiger.
De bende van Fredo Godfroid wordt door sommigen omschreven als één van de best georganiseerde die België ooit heeft gekend. Anderen vinden dat onterecht. Godfroid nam in 1983 ontslag bij de Gerechtelijke Politie omdat hij 'walgde' van de praktijken van de GP. Hij zou toen beschikt hebben over gouden gegevens over de Bende van Nijvel, die hij niet kon of mocht uitspelen. Godfroid was bevriend met Jean Bultot.
Jean-Philippe Elise is in de jaren nul een specialist inzake Oost-Europese misdaadorganisaties van de 23ste nationale brigade van de gerechtelijke politie in Brussel. Later wordt hij directeur van de GP.