Pech voor wie in 2025 65 wordt.
Vanaf 1 januari 2025 stijgt de wettelijke pensioenleeftijd van 65 naar 66 jaar. Die nieuwe maatregel wordt ons door de politiek geserveerd als een “noodzakelijke hervorming”, maar voor de werkende mens is een klap in het gezicht. Wie in 2025 de kaap van 65 jaar bereikt, heeft brute pech: het pensioenfeestje moet dan minstens een jaar worden uitgesteld.
De maatregel in cijfers
Laten we eerlijk zijn, het komt niet als een verrassing. Onze beleidsmakers hadden al een tijdje door dat mensen alsmaar ouder worden en bijgevolg de pensioenen onbetaalbaar werden. Hier had men geen rekening mee gehouden toen men de pensioenen bedacht. Tegen de tijd dat het zo ver was - redeneerde men destijds -hadden de meesten toch al de geest gegeven, en moest de overheid ook niets ophoesten. Door vandaag de pensioenleeftijd op te trekken zou het aantal nieuwe gepensioneerden tijdens de overgangsjaren dalen. In 2025 verwachten we op die manier ongeveer 80.000 nieuwe gepensioneerden, en dat zou een halvering van de normale instroom opleveren.
En dus besliste de regering-Michel I al in 2014 dat de pensioenleeftijd vanaf 2025 naar 66 zou gaan, en tegen 2030 zelfs naar 67 jaar. Concreet betekent dit dat iedereen geboren na 1960 langer zal moeten werken. Voor wie in 1960 tot 1963 geboren is, gaat het om één extra jaar. Wie in 1964 of later werd geboren, moet zich zelfs opmaken voor twee extra werkjaren.
Belgen staan niet te springen
Toch lijkt de maatregel bij de gemiddelde Belg in het verkeerde keelgat te schieten. Volgens een recente bevraging van hr-dienstengroep Securex bij 1.482 werknemers ziet slechts 10,5 procent het zitten om tot hun 66ste aan de slag te blijven. De cijfers voor werken tot 67 jaar zijn nog dramatischer: amper 8,8 procent ziet dat als een haalbare kaart.
Fysieke en mentale uitputting zijn hierbij de grote spelbrekers. Slechts 17,4 procent van de ondervraagden denkt de nodige kracht en energie te hebben om tot 67 door te werken. Dit cijfer is nauwelijks verbeterd ten opzichte van 2019, toen slechts 16,6 procent vertrouwen had in hun uithoudingsvermogen.
De verschillen tussen opleidingsniveaus en regio’s zijn echter groot. Universitairen tonen zich opvallend gemotiveerder: 49,7 procent ziet zichzelf werken tot 65 jaar, tegenover amper 27,6 procent bij mensen met enkel een lager secundair diploma. Ook Vlamingen en Brusselaars lijken iets meer bereid tot langer werken dan hun Waalse buren.
Is vervroegd pensioen de oplossing?
Voor wie de extra werkjaren een onmogelijke opdracht lijken, is er gelukkig nog een ontsnappingsroute: het vervroegd pensioen. De verhoging van de wettelijke pensioenleeftijd heeft namelijk geen impact op de regels voor vervroegd stoppen. Wie aan de leeftijds- en loopbaanvoorwaarden voldoet, kan nog altijd kiezen voor een vervroegd pensioen, al gaat dat uiteraard gepaard met een lager pensioenbedrag.
De voorwaarden voor vervroegd pensioen:
Op 60 jaar mits 44 loopbaanjaren
Op 61 jaar mits 43 loopbaanjaren
Op 62 jaar mits 43 loopbaanjaren
Op 63 jaar mits 42 loopbaanjaren
Op 64 jaar mits 42 loopbaanjaren
Op 65 jaar mits 42 loopbaanjaren
Wie niet aan de vereiste loopbaanjaren komt, kan kiezen vroeger stoppen, maar moet dan zelf maar zien rond te komen en de periode tot de wettelijke pensioendatum zelf overbruggen met spaargeld of andere middelen. Dit heeft uiteraard een directe impact op de pensioenrechten die je opbouwt. Wil je precies weten hoe dat voor jou zit, dan kan je via mypension.be eenvoudig simuleren wat de financiële gevolgen van een vervroegd pensioen zouden zijn.
Zuur voor wie bijna aan de eindstreep staat
De verhoging van de pensioenleeftijd treft vooral de generaties die net op de drempel van hun pensioen staan. Voor hen voelt de maatregel als een wrange verrassing. De motivatie om langer door te werken lijkt bij de meesten ver te zoeken. “Het is alsof je de finishlijn plots een kilometer verder verplaatst terwijl je al hijgend op weg bent naar het einde”, zegt een leerkracht van 64 die volgend jaar 65 wordt.
(Foto: Pixabay)