Het zal je inmiddels niet ontgaan zijn: Pieter Delanoy, de pastoor die meedeed aan ‘De Mol’, heeft zijn priestergewaad over de haag gezwierd omdat hij een vriendin heeft.
Bij ‘Het Nieuwsblad’ vroegen ze zich af of er ook nog andere geestelijken zijn die met vleselijke moeilijkheden kampen. Zo deed de parochievader van Scherpenheuvel zijn zegje in de krant. Ook hij voelde het al wel eens kriebelen: “Ik zou geen mens zijn mocht ik niet verliefd worden. Dan zou ik een soort van wereldvreemd wezen zijn. Het celibaat is niet evident, en zo hoort het ook.”
De pastoor van Astene vertelt in dezelfde krant dat hij twintig jaar lang met zijn huishoudster heeft samengewoond, maar dat er nooit onkuise dingen zijn gebeurd. Of hij daar nooit goesting voor heeft gehad wil hij niet kwijt, maar wel dit: “Voor mij wordt het iets gemakkelijker met het ouder worden.” De man is 74.
Maar geen geestelijke dus die de poesjes stiekem in het donker knijpt. Of toch?
Een tijdje geleden ging P-magazine, in navolging van ‘maagd Leonie’, op zoek naar andere mensen die toch al een zekere leeftijd bereikt hadden en nog steeds maagdelijk waren. We wilden aan een priester van een middelgroot Limburgs dorp weten hoe moeilijk het was om het celibaat vol te houden, maar de man biechtte ons wat anders op.
“Er zijn geestelijken die het celibaat volhouden,” verklapte hij ons, “maar er zijn er ook die dat niet volhouden. Ik heb daar weet van, ik behoor tot die laatste groep.”
“Een jaar of tien geleden kwam ik met enkele vrienden na enkele glazen op de Amsterdamse walletjes terecht. En toen liep het mis. ‘Pastoor of niet, ge moet het toch eens in uw leven gedaan hebben!’ zeiden mijn vrienden. Ik liet me daar verleiden door een schoon zwartje. Ik kon haar niet weerstaan, het vuur brandde in mijn lendenen.”
“Bovendien kon ik mijn nieuwsgierigheid niet meer bedwingen. Hoe zou het voelen om een vrouw te beminnen? En eens ik van de verboden vrucht geproefd had, kon ik er niet meer afblijven. Als de nood nu hoog is, trek ik naar de rosse buurt van Aken of Amsterdam, waar ze me zeker niet kennen. Ik doe voor de rest geen vlieg kwaad, dus onze Lieve Heer zal me wel vergeven zeker?”
